In het vroege voorjaar van 2011 logeerde ik in de Verenigde Arabische Emiraten en ontmoette daar Dr. Joseph Gibbs, hoogleraar geschiedenis- en wetenschapsjournalistiek aan de American University of Sharjah, die mij wees op het Genographic Project, een lopend onderzoek naar de migratiegeschiedenis van onze menselijke soort. Wetenschappers onderzoeken hoe onze voorouders zich over de aardbol hebben verspreid, van waar zij kwamen en wanneer en door welke gebieden zij trokken. Het is een gigantisch project waarbij men DNA-onderzoek doet bij mensen van over de hele wereld. Onder leiding van Dr. Spencer Wells, verbonden als wetenschappelijk onderzoeker aan National Geographic, bouwt een team van bekende internationale wetenschappers en IBM-onderzoekers aan een databank van antropologisch-genetische gegevens. Leden van het team reizen naar alle uithoeken van de wereld om DNA-monsters te nemen van inheemse bevolkingsgroepen. Aan de hand van deze databank onderzoekt men de migratiegeschiedenis van de moderne mens.
Ik besluit om mij op te geven voor deelname aan het project zodat ik de gang van mijn voorouders in beeld krijg. Dat gaat niet in mijn eentje. De vrouwelijke kant is geen probleem. Het onderzoek naar mijn voormoeders kan rechtstreeks uit mijn DNA volgen. Voor het onderzoek naar de mannelijke lijn zijn de DNA-gegevens van een directe mannelijke afstammeling uit mijn vaders stamreeks nodig. Gelukkig verklaarde mijn achterneef Henk, (Hendrik Makaske, 02-02-1947), zich spontaan bereid om mee te werken aan het onderzoek. Wij hebben dezelfde overgrootvader: Gerrit Jan Makaske (1825-1878). We bestellen twee deelnemingspakketten* en op een vrolijke avond speelt dochter Jeannette voor “de zuster”. Ze neemt bij ons een beetje wangslijm af dat goed verzegeld Amerika wordt gestuurd. We wachten af…………
*Niet te verwarren met vroege mensensoorten. Het gaat hier om de zogeheten “moderne of recente” mens, de Homo Sapiëns.
**Officiële naam: “a Genographic Project Public Participation Kit”.
Alvorens u gaat genieten van de migratiegeschiedenis van onze voorouders is het goed om een beetje begrip te krijgen hoe het onderzoek werkt. Daarom krijgt u op deze pagina’s wat schema’s te zien. Allereerst iets over het begrip DNA. DNA betekent: deoxyribo nucleic acid (desoxyribonucleïnezuur). Het bevindt zich in de cellen van het menselijk lichaam. Het voorouderonderzoek van het Genographic project is gebaseerd op DNAonderzoek. Genen zijn de erffactoren. Ze worden bepaald door een geordende sequentie van chemischebasen, aangetroffen in een unieke positie op een specifiek chromosoom.
Een gen is een stukje DNA-volgorde met de codes voor de nucleïnebasen A, T, C en G. Waarbij A staat voor adenine, T voor thymine, C voor cytosine en G voor guanine. Het zijn chemische “bouwstenen”. 3 letters uit het DNA coderen voor 1 aminozuur.
Een genoom (van gen + chromosoom) is het geheel van alle genen van een individu, die gezamenlijk alle erfelijke informatie bevatten.
DNA wordt generaties lang doorgegeven. Onveranderd van vader op zoon of van moeder op dochter, tenzij er een wijziging op treedt. Zo’n verandering doet zich heel af en toe voor. Plotseling, op een natuurlijke manier en geheel willekeurig verschijnt dan een mutatie in het DNA, een zogeheten random. Deze willekeurige mutatie, ook wel marker genoemd, wordt in het systeem opgenomen. Via de man of de vrouw bij wie zo’n marker verschijnt wordt deze doorgegeven aan de zonen respectievelijk dochters en vervolgens aan alle volgende generaties.
Een marker is een dominant gen en binnen het onderzoek naar de menselijke verspreiding over onze planeet, fungeert hij als een herkenningspunt. Genetici, werkzaam bij het Genographic project, gebruiken deze markers om een wereldwijde familiestamboom op te zetten. Een nieuwe marker is essentieel voor het begin van een tak aan de familieboom van het menselijke ras. Ieder individu die zo’n marker draagt behoort hiermee dan tot een speciale groep, een haplogroep genoemd.
Een nieuwe haplogroep ontstaat dus als er bij een individu een mutatie ontstaat. Deze man of vrouw draagt dan, naast de geërfde markers van zijn voorouders, ook de nieuwe mutatie in het DNA en geeft dit complete plaatje door aan het nageslacht. Iedere haplogroep krijgt een specifieke code mee. De genoemde wetenschappers onderzoeken hoe mensen zich over de aarde hebben verspreid aan de hand van de aanwezigheid van deze markers. Bij het waarnemen van een marker wordt geprobeerd uit te zoeken wanneer deze voor het eerst verschenen is en in welke geografisch regio.
De diverse regio’s worden aan elkaar gekoppeld aan de hand van een marker meer of minder. Als bijvoorbeeld op plek A een groot deel van de bevolking drager is van twee markers en op plek B het overgrote deel een marker méér heeft, (dus totaal drie waarvan twee dezelfde zijn van die van de bevolking op plek A), dan is de conclusie dat men van A naar B is getrokken en niet andersom.
Dit is echter een simpele voorstelling van zaken, de praktijk van dit multidisciplinaire onderzoek is uiterst complex. Deskundigen met een achtergrond uit onder andere de archeologie, antropologie, moleculaire biologie, biogeografie en geschiedkunde werken mee aan dit omvangrijke onderzoek. Er zijn inmiddels voldoende gegevens beschikbaar om in grote lijnen de migratiegeschiedenis van de moderne mens aan te geven.
Het Pleistoceen is het meest recente grote ijstijdvak in de geschiedenis van de aarde. Het begon ruim 2 miljoen jaar geleden en eindigde ca. 10.000 jaar terug. Gedurende dit gehele tijdvak wisselden tijdens lange en kortere periodes koude en warmte, droogte en regentijden, elkaar af. Een klimaat-ritmiek in tijdsduur en omvang. De heftigheid varieerde: koud was niet altijd even koud en warm niet altijd even warm.
Deze klimaatschommelingen zijn belangrijk geweest voor de bewegingen van de mens op aarde. Het menselijk ritme was traag en het was dan ook lastig om je uit de voeten te maken als zich een catastrofe voordeed. Toch kent de geschiedenis van de mens grote migraties, uiteindelijk tot voorbij de grenzen van het Afrikaanse continent. De hoofdoorzaak van deze dynamiek moeten we zoeken in de op- en neergaande bewegingen van het klimaat.
De ontwikkeling van de mens naar de sterveling van het hedendaagse niveau heeft zich langzaam maar gestaag voltrokken. Tijdens dit proces moest het mensdom het hoofd bieden aan tal van hindernissen. Veel van deze barrières, die veroorzaakt werden door de klimaatveranderingen, deden zich ook nog tijdens het Laat-Pleistoceen voor. De periode waarin de ontwikkeling van de recente mens volop gaande was. Als het een lange tijd koud was, ontstond er grote droogte op aarde. Immers, tijdens een dergelijke periode werd veel van het op aarde aanwezige water vastgehouden in de ijskappen op de polen. Het regende weinig en als het op het noordelijk halfrond extreem koud werd, ontstond er in de zuidelijke gebieden woestijnvorming. In Afrika breidde de Sahara zich dan uit tot een onmetelijk en ontoegankelijk droogtegebied.
Bovendien zien we dat als het niet of nauwelijks regent de zeespiegels dalen en er complete landbruggen verschijnen tussen gebieden die voordien alleen maar over zee bereikbaar waren. De warmere tijdvakken, ook wel interglacialen genoemd, vertoonden het omgekeerde beeld: omdat de temperatuur steeg, begonnen de ijskappen te smelten en ging het regenen op aarde.
Hoe ontstaan de veranderingen van klimatologische omstandigheden? Diverse factoren kunnen het ritme verstoren, bijvoorbeeld: verschillen in de stralingsintensiteit van de zon door bijvoorbeeld verschuiving van de equinoxen of verandering in de helling van de aardas ten opzichte van de ecliptica (zonnecirkel). Ook de complexe wisselwerking binnen het oceaan-atmosfeer systeem kan een belangrijke factor zijn.
Het gaat hier om lange periodes van schommelingen in het ritme en intensiteit van de aardse en buitenaardse omstandigheden die invloed hebben op de temperatuur op aarde. Uiteindelijk werken deze golfbewegingen door in het doen en laten van de mens.